Vergezicht – een verhaal van hoop

Het volgende verhaal bestaat al sinds vele duizenden jaren, van voordat het schrift werd uitgevonden. Het werd mondeling doorgegeven door verlichte wijzen aan hun leerlingen en beschrijft het punt van ontwikkeling van de mensheid op dat moment. Nu om ons heen kijkend, kunnen we ons afvragen of daar veel aan is veranderd. Maar het verhaal eindigt met een boodschap van hoop.

Vergezicht

Een meester had de gewoonte om lange wandelingen te maken, waarbij hij zijn aandacht richtte op de toestand van de Aarde en zich innerlijk bezighield met haar ontwikkeling. Op een van die wandelingen werd hij vergezeld door één van zijn leerlingen. Ze spraken over gebeurtenissen op Aarde en de meester probeerde zijn leerling iets te verduidelijken over de toestand waarin de Aarde op dat moment verkeerde en het lot van de mensheid.

“Kijk”, sprak de meester, “Er leven momenteel drie soorten mensen op Aarde.”
“Drie maar?”vroeg de leerling hardop.
“Er zijn maar drie soorten mensen”, benadrukte de meester. “Je hebt klootzakken, zakkenwassers en hufters.”
Er ging een schokje door het wezen van de leerling; hij was heel wat gewend van deze meester, maar dit taalgebruik was lichtelijk confronterend.

“Er zijn klootzakken, zakkenwassers en hufters” herhaalde de meester onverstoorbaar. En hij ging verder: “Klootzakken, dat zijn zo’n vijf á tien procent van de mensheid. Het zijn degenen die de zaak vooruit helpen. Zij zijn de motor.”
“Maar dan zijn het toch geen klootzakken” protesteerde de leerling, “dan doen ze toch goed voor de wereld?”.
“Maar ze doen het niet voor het belang van de Aarde,” vervolgde de meester, “noch voor de mensheid, noch voor God. Het lijkt of ze grote idealen nastreven, maar ze doen alles uit eigenbelang. Het is hun alleen maar om hun eigen glorie te doen en anders niet!”
Hier zweeg de meester even om de uitwerking van zijn woorden even tijd te geven.
De leerling zweeg verbouwereerd, en beleefd. Hij  herkende dit type en begreep dat zijn meester gelijk had.
“Ze doen die zogenaamde goede daden alleen voor hun eigen eer en glorie” herhaalde de meester stoïcijns. “Het zijn de politici, de directeuren, de schrijvers, de haantje-de-voorstes, de zogenaamde ‘groten er aarde’. Maar er is niets groots aan hen, ze zijn kleinzielig. Sterker nog: ze zijn niet te harden. Je kunt het in hen nabijheid niet lang uithouden. Ze onderdrukken hun naasten op een vreselijke manier, maar die merken het niet eens, en staan het willoos toe.”
“Maar de wereld heeft ze nodig, anders kwam ze niet vooruit. En de anderen weten dat en daarom worden ze getolereerd.”

Beiden stapten in stilte verder, terwijl de waarheid achter deze woorden diep in de leerling doordrong. Als dit zo was, dan vreesde hij voor het lot van de mensheid. Hoe zou de rest van de mensentypes neergezet worden? Hij zag het somber in…

De meester nam opnieuw het woord: “De tweede groep, dat zijn de zakkenwassers. Het is de grootste groep, zo’n tachtig tot negentig procent. Het is de kudde.”
De leerling wachtte zwijgend af wat komen ging…
“Ze zwalken met elke wind mee; het is de massa die achter de massa aanloopt. De prachtige vulling van de democratie. Het is het type mens dat nooit tevreden is. Als ze niks krijgen mopperen ze, als je ze wat geeft mopperen ze ook. Als ze niet mogen stemmen zijn ze ontevreden, als ze wel mogen stemmen zijn ze ontevreden over de uitslag.”
Hij sprak verder: “Hen kenmerkt de volledige afwezigheid van geluk, maar ze hebben het zelf niet door. Zij doen het werk voor de klootzakken, maar altijd met tegenzin, ze leven zelfs met tegenzin. Je hebt ze nodig, maar eigenlijk heb je er niks aan.”
De leerling slaakte een zucht. De meester reageerde er niet op. Ze wandelden verder. De leerling ging zo op in de les dat de schoonheid van het landschap hem totaal ontging.

De meester zweeg lang.
De leerling werd nieuwsgierig naar hoe de laatste groep neergezet zou worden. ‘Hufters’ was ook niet bepaald hoopgevend…

Na een poosje vervolgde de meester: “De derde groep, dat zijn de hufters.”
“Het is de onderkant van de samenleving – de laatste vijf a tien procent. Het zijn die lui die altijd en eeuwig de boel versjteren, de zaak expres saboteren en naar de knoppen helpen. Ze liggen altijd dwars, alleen maar om het dwarsliggen zelf; het interesseerd ze totaal niks!”
De leerling had allang door dat, ook al was het doel van de meester om zijn leerlingen naar de geestelijke bron te leiden, hij soms bijzonder aardse en hardhandige methodes hanteerde om dat doel dichterbij te brengen. De leerling zweeg. Hij voelde aan wat er komen ging.
“De hufters, dat zijn die zielenpoten die met hun ziel onder de arm rondlopen. Ze zijn zwaar ongelukkig, en ze weten het! Ze geven de hele wereld de schuld van hun ongelukkig zijn, en ze wíllen ook per sé dat de hele wereld dat weet. En dus voeren ze een ongelooflijk toneelstuk op, waarbij ze, terwijl ze iedereen voor het lapje houden, iedereen kwetsen en beledigen, toch nog proberen iedereen te charmeren en voor hun karretje te spannen. Deze groep, daar heeft de wereld niets aan, en niemand geeft een krimp als zo een van de aardbodem vertrekt. Je kunt ze maar beter kwijt zijn!”

De meester zweeg lang en de leerling stelde de vraag, waarvan hij wist dat hij hem moest stellen, lang uit. Tenslotte vroeg hij: “En tot welke groep behoren wij?”
En de meester antwoordde: “Jij weet zelf héél goed waar jij bij hoort!”.

 – – –

De wandeling had hen gebracht tot een plek vanwaar ze een prachtig uitzicht hadden over het landschap. De meester ging zitten op een grote platte steen, de leerling nam naast hem plaats. Zwijgend namen ze het vergezicht in zich op. Eindelijk kon de leerling de pracht van het landschap tot zich laten doordringen. Hij voelde zich leeg. Ja, hij wist verdomd goed tot welke van de drie soorten hij behoorde. En het deed hem niets. De immensiteit van dit besef had hem alle houvast ontnomen. Hij was leeg. Feitelijk maakte het niet eens uit tot welke van de drie je behoorde.

Een vertrouwd gevoel doorstroomde hem: de innige verbondenheid die hij voelde met zijn meester als waren zij één. Met dezelfde blik bezagen zij het vergezicht, in dezelfde stilte verzonken. Broederschap, verbondenheid, eenheid… ach, het waren maar woorden. De ervaring was des te concreter: een zachte kracht doordrong zijn wezen en gaf aan zijn bestaan een woordeloze zekerheid. Alsof hij altijd al bestaan had en altijd zou zijn.

Ze zwegen een lange poos. De tijd verschoof bijna onmerkbaar naar een ander standpunt. Er was ogenschijnlijk niets gebeurd, niets opmerkelijks, niets aanwijsbaars, maar de leerling voelde zich leeg als had er een zware orkaan in hem gewoed.

“Maar er is hoop”, verbrak de meester de stilte. “De mens kan veranderen. De mens is in staat boven zijn kleine ik uit te stijgen. De mens is de basis voor iets nieuws dat staat te gebeuren. Hij kan zich verheugen in het feit dat hij volledig bewust getuige mag zijn van de grootste verandering die in de geschiedenis van de Aarde plaatsvindt. En van die verandering is hij niet alleen de getuige, hij is daarin ook het onmisbare element: hij is de reageerbuis waarin de evolutie het nieuwe voorbereidt. Dus die drie soorten mensen beschrijven de huidige conditie van de mens, maar die staat niet vast. Er is hoop – er komt iets nieuws.”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven