De Yoga begint wanneer je volgens de gewoonte van alle normale wezens in diepe overpeinzing bent en je gedachten zich door associatie op je zelf concentreren, dat wil zeggen op de reden van je bestaan en het doel van je eigen leven, en wanneer je dan plotseling voelt en inziet dat het proces van het functioneren van jouw geheel zich tot op dat ogenblik helemaal niet heeft voltrokken zoals zich dit volgens een gezonde logica had moeten voltrekken.
Deze bevinding kan een zo diepe schok veroorzaken dat je jezelf er vanaf dat ogenblik geheel en al aan gaat wijden om haar te ontraadselen teneinde tot elke prijs in staat te zijn haar te begrijpen.
Allereerst neem je dan het besluit je er zonder uitstel voor in te zetten het vermogen te verwerven dat jou de kracht en de mogelijkheid geeft om absoluut eerlijk tegenover jezelf te zijn, dat wil zeggen het vermogen dat jou in staat stelt de in het functioneren van je algemene presentie tot een gewoonte geworden impulsen te overwinnen als gevolg van de stroom van de veelvuldige heterogene associaties die worden opgeroepen door allerlei uiterlijke zowel als uit jezelf opwellende toevallige schokken; impulsen genaamd ‘eigenliefde’, ‘hoogmoed’, ‘ijdelheid’, enzovoorts.
En als je dit na ongelooflijke organische en psychische inspanningen hebt bereikt, begin je met volstrekte onverbiddelijkheid tegenover de in je presentie verankerde wezens-impulsen te overdenken en je te herinneren op welke momenten deze wezens-impulsen in je zijn ontstaan, tot welke verschillende soorten zij behoren, en hoe jij er bewust of onbewust op hebt gereageerd.
Terwijl je jezelf op deze wijze analyseert, herinner je je geleidelijk aan allereerst welke impulsen in jou deze of gene reactie hadden opgeroepen in jouw onafhankelijk belevendigde delen, dat wil zeggen in je lichaam, in je gevoelens en in je gedachten; vervolgens wat er in je essentie gebeurde wanneer deze min of meer attent op iets reageerde; en tenslotte wanneer en hoe je tengevolge van deze reacties bewust jouw ‘Zelf’ manifesteerde of wanneer je automatisch, uitsluitend geleid door je instinct, handelde.
Dan kan je, nadat jij je op die wijze al jouw vroegere emoties, gewaarwordingen en manifestaties hebt herinnerd, in alle duidelijkheid constateren dat jouw manifestaties naar buiten in geen enkel opzicht aan de gewaarwordingen beantwoorden en evenmin aan de vastomlijnde impulsen die zich in je gevormd hebben.
Vervolgens ga je er toe over met dezelfde oprechtheid de door jouw algemene presentie in het moment zelf ontvangen uiterlijke en innerlijke impressies te observeren en oefen je daarbij dezelfde bewuste en totale controle uit om de wijze te toetsen waarop deze impressies door elk van je belevendigde delen worden waargenomen, in welk geval en op welke wijze jouw algemene presentie deze ontving en welke manifestaties deze ontketenden.
Deze in alle richtingen verrichte bewuste observaties en onpartijdige bevindingen zullen je tenslotte onweerlegbaar overtuigen van het feit dat er zich in je algemene presentie iets niet helemaal op de manier voltrekt zoals dit volgens een gezonde wezens-logica het geval zou moeten zijn.
Dan, nadat je zo volkomen zekerheid hebt verkregen dat de observaties die je op jezelf hebt uitgevoerd juist zijn, begin je aan de nauwkeurigheid van je eigen gewaarwordingen en begrippen te twijfelen en je af te vragen of je eigen psychische organisatie niet verwrongen is; daarom begin je vóór alles te onderzoeken of je, wanneer je dit alles juist op deze en niet op een andere wijze voelt en begrijpt, zelf wel normaal bent.
Om deze taak te volbrengen besluit je na te gaan of anderen hetzelfde voelen en inzien als jij.
Dit alles kan er uiteindelijk toe leiden dat je je inspant om bewust te worden van de betekenis en het doel van het Wezen der wezens.